“Peermacht?” Reflecties op een schoolgebaseerd programma voor geestelijke gezondheid en welzijn, blog van Laurie Day

“Peermacht?” Reflecties op een schoolgebaseerd programma voor geestelijke gezondheid en welzijn, blog van Laurie Day


Ondersteuning door medestudenten bij het leren van leerlingen is een bekend gezicht op scholen, en de academische voordelen worden nu algemeen aanvaard. Wanneer onderwerpen op het gebied van geestelijke gezondheid en welzijn aan de vergelijking worden toegevoegd, is er echter vaak meer weerstand om jongeren de leiding te geven.

Dus waarom is dat?

Wanneer jongeren werden geraadpleegd, stonden zij over het algemeen positief tegenover het idee om zich tot hun leeftijdsgenoten te wenden voor hulp bij kwesties die voor hen belangrijk zijn – iets dat zeer sterk naar voren kwam uit het werk van de Taskforce voor geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren. Het idee om capaciteit op te bouwen voor jongeren om een ​​actieve rol te spelen in het bevorderen van sociaal en emotioneel welzijn, naast passende professionele ondersteuning, is ook aantrekkelijk voor scholen en hogescholen.

En toch blijkt het vaak lastig om dit in de praktijk te brengen. Drukke schoolroosters; de uitdagingen die gepaard gaan met bescherming en toezicht; het stigma rond onderwerpen op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg; en – misschien vooral – een gebrek aan beproefde modellen die laten zien 'wat werkt' voor peer-ondersteuning in deze context lijkt scholen tegen te houden.

Het programma 

Met deze uitdagingen in gedachten lanceerde het ministerie van Onderwijs in het voorjaar van 2018 het Peer Support for Mental Health and Wellbeing-programma. In totaal waren 100 scholen, hogescholen en jeugdorganisaties succesvol in hun aanvraag; op bewijs gebaseerde training en materialen ontvangen van de leveringspartner van de afdeling, het Anna Freud Centrum voor Kinderen en Families; en werden ondersteund bij het opzetten en uitvoeren van peer support-programma's gedurende de zomer- en herfstperiode. Ecorys werd aangesteld om een ​​onafhankelijke evaluatie van het programma te verzorgen. De ontwikkelde benaderingen waren divers en weerspiegelden de vrijheid voor scholen om te kiezen wie ze erbij betrekken, hoe mentoren en leerlingen bij elkaar passen, en het formaat van de ondersteuning. Dit laatste varieerde van meer gestructureerd één-op-één, tot groepswerk en activiteiten voor de hele klas. De reeks van vijf 'kernprincipes' die ten grondslag lagen aan de training vormden de lijm die alles bij elkaar hield. Dit gaf veel organisaties het vertrouwen om hun ideeën in de praktijk te brengen.

De vijf ‘kernprincipes’: 

  1. Werk waar jongeren zijn
  2. Betrek de juiste mensen
  3. Focus op relaties
  4. Stimuleer het eigenaarschap van jongeren
  5. Wees veilig en begrensd

Bron: ANFCCF-programmawebsite

Wat hebben we gevonden?  

Zoals te verwachten was, hadden de vrijheden die aan de pilotorganisaties werden geboden vanuit evaluatieoogpunt zowel voor- als nadelen. Geen twee lokale pilots waren identiek, en scholen pasten vaak de manier aan waarop peer-ondersteuning in de loop van het programma werd gepland en geleverd.

Niettemin heeft de evaluatie casestudievoorbeelden kunnen opleveren die de ervaringen van personeel en jongeren laten zien bij het opzetten en leveren van peer support op basis-, middelbare en speciale scholen; in jongerenorganisaties, en als methode om de overgang van jaar 6 naar jaar 7 te ondersteunen.

Als we een stapje terug doen ten opzichte van het eindrapport, vallen twee thema’s in het bijzonder op:

  • De eerste is de waarde van daadwerkelijk door jongeren geleide peer support. De aantrekkingskracht van het programma was vaak afhankelijk van de vrijheid van jongeren om te beslissen voor wie het programma bedoeld was en hoe het gepromoot en uitgevoerd moest worden, in plaats van dat dit van bovenaf werd opgelegd. Dit werd geïllustreerd door een van de pilotleaders, die vertelde hoe de school begon met een duidelijk idee van hoe het programma eruit moest zien, maar hoe dit een eigen leven (en een andere richting) was gaan leiden onder leiding van de jongeren.
  • De tweede is het belang van een breder schoolklimaat, dan wat er gebeurt in de aangewezen 'peer support time'. Het was vaak de geruststelling van het hebben van een mentor die er was als dat nodig was, en die bij de mentee zou inchecken om te zien of alles in orde was als ze langskwamen in de gang of tijdens de lunchpauze, die echt het verschil leek te maken. Op dezelfde manier hadden de pilots een aanzienlijk voordeel omdat ze profiteerden van een breder professioneel netwerk van schoolpersoneel dat zich achter de doelstellingen schaarde en ondersteuning en aanmoediging bood.

Ons rapport biedt een aantal andere bevindingen die van onschatbare waarde zullen blijken te zijn voor scholen, hogescholen en jeugdgroepen die deze aanpak overwegen, en voor de bredere onderwijs- en academische gemeenschap. Het is echter duidelijk dat er nog veel te leren valt over dit soort programma's – met name hoe en of intercollegiale ondersteuning kan worden gehandhaafd, hoe 'goed' toezicht eruit ziet en welke soorten professionele expertise hiervoor nodig zijn. Er was ook vraag van jongeren naar trainingsmateriaal dat hen voorbereidt op de reeks scenario's waarmee ze te maken zullen krijgen.

Het vonnis? 'Peer power' is duidelijk een kracht waarmee rekening moet worden gehouden, maar verder onderzoek is nodig om het volledige potentieel ervan voor scholen en hogescholen te ontsluiten.

Nadere inlichtingen

Volledige onderzoeksresultaten, voorbeelden van casestudy's en bronnen zijn verkrijgbaar bij:

Laurie Day is directeur van Children, Young People and Families Research bij Ecorys UK, en regisseerde de nationale evaluatie van het Peer Support for Mental Health and Wellbeing-programma.

De standpunten in deze blog zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs die van het Ministerie van Onderwijs.

© Ecorys 2020