Verwevenheid binnen misdaad en terrorisme

De onderzoekstak van het ministerie van Justitie en Veiligheid (WODC) heeft onlangs ons onderzoek gepubliceerd waarin we hebben onderzocht hoe de georganiseerde misdaad en terroristen aan hun vuurwapens komen.

Dit is gedaan aan de hand van een SNA-analyse op een grote case study. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Bureau Bruinsma.

De aanpak van jihadisme is een speerpunt binnen het Nederlands anti-radicalisering en terrorismebestrijding beleid waarin de afgelopen jaren opnieuw flink is geïnvesteerd. Om terroristische aanslagen zoals die van november 2015 in Parijs (met alleen al 89 dodelijke slachtoffers bij het Bataclan theater) te voorkomen, is het van groot belang te begrijpen hoe (jihadistische) terroristen aan hun vuurwapens komen. Spreken zij hiertoe ‘traditionele’ netwerken binnen de georganiseerde criminaliteit aan, of putten zij uit hun eigen bronnen? Om deze vraag te beantwoorden, is het belangrijk om de structuur van samenwerking binnen terroristische organisaties en de georganiseerde criminaliteit te begrijpen, en te onderzoeken of en in welke mate zij verweven met elkaar zijn. Om dit te onderzoeken zijn Ecorys en Bureau Bruinsma aangesteld door het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Later is ook veel aandacht besteed aan de meerwaarde van sociale netwerkanalyse gericht op monitoring van die verwevenheid. Deze aanpassing vloeide voort uit de constatering dat in enkele recente casussen reeds voldoende bevestiging was dat beide werelden – georganiseerde misdaad en jihadistische terroristische groeperingen – op diverse manieren samenkomen.

De casusanalyse wijst uit dat de sociale netwerkstructuur zeer versnipperd is: er is geen concreet afgebakend terroristisch netwerk gesignaleerd. Wel zijn meerdere sub-netwerken herkend waarin een aantal terrorismeverdachten in contact staan met een groter aantal criminelen (verdachten dan wel veroordeelden). Op basis van de bevindingen lijkt er een directe relatie te bestaan tussen criminele netwerken en jihadistische groeperingen. Het overgrote merendeel van de terrorismeverdachten heeft een crimineel verleden. Europese jihadisten die aan een vuurwapen konden komen hebben zelf een crimineel profiel en kochten het wapen van personen die zij kennen vanuit het criminele milieu. Er is op EU-niveau vooralsnog geen ‘jihadistische’ handelsmarkt in vuurwapens vastgesteld, naast een ‘criminele’ markt; de twee overlappen. Met de wetenschap over de internationale en Europese context als achtergrond, heeft het onderzoeksteam verkend wat de meerwaarde van een SNA (Sociale Netwerk Analyse) op dit thema is voor opsporingsdiensten. Op basis van een rondgang bij verschillende onderdelen van de Nationale Politie die zich met deze problematiek bezighouden, wordt geconstateerd dat om velerlei redenen SNA momenteel in beperkte mate wordt toegepast.

Door het sociale netwerk van verdachte personen nader uit te werken worden verbanden in kaart gebracht die richtinggevend kunnen zijn voor inschatten van dreiging en prioriteren van bepaalde personen. Door dit structureel op te pakken, kan scherp worden geprioriteerd en daarmee efficiënt met tijd en middelen worden omgegaan. Regelmatige cross-checks van inzichten en monitoring vanuit verschillende expertise-gebieden kan leiden tot identificatie van overlap in fenomenen die voorheen niet in beeld was, waardoor begrip van, en grip op, de in dit onderzoek belichte thema’s toeneemt.

18 februari 2019

2 minuten lezen



Sleutelexperts

Gabrielle op 't Hoog

Senior Consultant

Mike Beke

Principal Consultant